Voorganger: ds. H.J. Prosman
Organist: dhr Arie van Blaaderen
Ouderling: Mevr. Nel Griffioen
Diaken: Dhr. Jaap Kalshoven
De diensten zijn te volgen via kerkdienst-gemist
https://kerkdienstgemist.nl/stations/2491-Nieuwkoop-HG
Orgelspel
Welkom en mededelingen
Zingen Lied 632:1
Votum en groet
Zingen 632:2,3
Schuldbelijdenis
Zingen 833:1
Genadeverkondiging
Zingen 653:1,3
Lezing: Genesis 16:1-16
De geboorte van Ismaël
1Abrams vrouw Sarai baarde hem geen kinderen. Nu had zij een Egyptische slavin, Hagar. 2‘Luister,’ zei Sarai tegen Abram, ‘de HEER houdt mijn moederschoot gesloten. Je moest maar met mijn slavin slapen, misschien kan ik door haar nakomelingen krijgen.’ Abram stemde met haar voorstel in 3en Sarai gaf hem haar Egyptische slavin Hagar tot vrouw; Abram woonde toen tien jaar in Kanaän. 4Hij sliep met Hagar en zij werd zwanger. Toen Hagar merkte dat ze zwanger was, verloor ze elk respect voor haar meesteres. 5Sarai zei tegen Abram: ‘Voor het onrecht dat mij wordt aangedaan ben jij verantwoordelijk! Ik heb je mijn slavin ter beschikking gesteld, en nu ze weet dat ze zwanger is toont ze geen enkel respect meer voor mij. Laat de HEER maar beoordelen wie er in zijn recht staat: ik of jij.’ 6Abram antwoordde: ‘Het is jouw slavin, doe met haar wat je goeddunkt.’ Toen maakte Sarai haar het leven zo zwaar dat ze vluchtte. 7De engel van de HEER trof haar in de woestijn aan bij een waterbron, de bron die aan de weg naar Sur ligt. 8‘Hagar, slavin van Sarai, waar kom je vandaan en waar ga je heen?’ vroeg Hij. ‘Ik ben gevlucht voor Sarai, mijn meesteres,’ antwoordde ze. 9‘Ga naar je meesteres terug,’ zei de engel van de HEER, ‘en wees haar weer gehoorzaam.’ 10En Hij vervolgde: ‘Ik zal je heel veel nakomelingen geven, zo veel dat ze niet te tellen zullen zijn. 11Je bent nu zwanger en je zult een zoon ter wereld brengen. Die moet je Ismaël noemen, want de HEER heeft gehoord hoe zwaar je het te verduren had. 12Een wilde ezel van een mens zal hij zijn: hij schopt iedereen, iedereen schopt hem. Met al zijn verwanten zal hij in onmin leven.’ 13Toen riep zij de HEER, die tot haar had gesproken, zo aan: ‘U bent een God van het zien. Want,’ zei ze, ‘heb ik hier niet Hem gezien die naar mij heeft omgezien?’ 14Daarom noemt men de bron daar Lachai-Roï; hij ligt tussen Kades en Bered. 15Hagar bracht een zoon ter wereld, en Abram noemde de zoon die zij hem gebaard had Ismaël. 16Abram was zesentachtig jaar toen Hagar hem Ismaël baarde. Zingen 655:1,4
Schriftlezing: Johannes 4: 5-26
4Daarvoor moest Hij door Samaria heen. 5Zo kwam Hij bij de Samaritaanse stad Sichar, dicht bij het stuk grond dat Jakob aan zijn zoon Jozef gegeven had, 6waar de Jakobsbron is. Jezus was vermoeid van de reis en ging bij de bron zitten; het was rond het middaguur. 7Toen kwam er een Samaritaanse vrouw water putten. Jezus zei tegen haar: ‘Geef Mij wat te drinken.’ 8Zijn leerlingen waren namelijk naar de stad gegaan om eten te kopen. 9De vrouw antwoordde: ‘Hoe kunt U, als Jood, mij om drinken vragen? Ik ben immers een Samaritaanse!’ (Joden gaan namelijk niet met Samaritanen om.) 10Jezus zei tegen haar: ‘Als u wist wat God wil geven, en wie het is die u om water vraagt, zou u Hém erom vragen en dan zou Hij u levend water geven.’ 11‘Maar heer,’ zei de vrouw, ‘U hebt geen emmer, en de put is diep – waar wilt U dan levend water vandaan halen? 12U kunt toch niet meer dan Jakob, onze voorvader? Hij heeft ons die put gegeven en er zelf nog uit gedronken, en ook zijn zonen en zijn vee.’ 13Jezus antwoordde: ‘Iedereen die dit water drinkt zal weer dorst krijgen, 14maar wie het water drinkt dat Ik hem geef, zal nooit meer dorst krijgen. Het water dat Ik geef, zal in hem een bron worden waaruit water opwelt dat eeuwig leven geeft.’ 15‘Geef mij dat water, heer,’ zei de vrouw, ‘dan zal ik geen dorst meer hebben en hoef ik ook niet meer hierheen te komen om water te putten.’ 16Toen zei Jezus tegen haar: ‘Ga uw man eens roepen en kom dan weer terug.’ 17‘Ik heb geen man,’ zei de vrouw. ‘U hebt gelijk als u zegt dat u geen man hebt,’ zei Jezus, 18‘u hebt vijf mannen gehad, en degene die u nu hebt is uw man niet. Wat u zegt is waar.’ 19Daarop zei de vrouw: ‘Ik begrijp dat U een profeet bent, heer. 20Onze voorouders vereerden God op deze berg, en bij u zegt men dat in Jeruzalem de plek is waar God vereerd moet worden.’ 21‘Geloof Me,’ zei Jezus, ‘er komt een tijd dat jullie noch op deze berg, noch in Jeruzalem de Vader zullen aanbidden. 22Jullie vereren wat je niet kent, wij vereren wat we kennen; de redding komt immers van de Joden. 23Maar er komt een tijd, en die tijd is nu gekomen, dat wie de Vader echt aanbidt, Hem aanbidt vervuld van Geest en waarheid. De Vader zoekt mensen die Hem zo aanbidden, 24want God is Geest, dus wie Hem aanbidt, moet dat doen vervuld van Geest en waarheid.’ 25De vrouw zei: ‘Ik weet wel dat de messias zal komen,’ (dat betekent ‘gezalfde’) ‘wanneer hij komt zal hij ons alles vertellen.’ 26Jezus zei tegen haar: ‘Ik ben het, degene die met u spreekt.’
Zingen Gezang 487:1,3 (LvdK)
1) De Heer heeft mij gezien en onverwacht
ben ik opnieuw geboren en getogen.
Hij heeft mijn licht ontstoken in de nacht,
gaf mij een levend hart en nieuwe ogen.
Zo komt Hij steeds met stille overmacht
en zo neemt Hij voor lief mijn onvermogen.
3) Gij geeft het uw beminden in de slaap,
Gij zaait uw naam in onze diepste dromen.
Gij hebt ons zelf ontvankelijk gemaakt
zoals de regen neerdaalt in de bomen,
zoals de wind, wie weet waarheen hij gaat,
zo zult Gij uw beminden overkomen.
Preek
Zingen Psalm 42:1,3
Geloofsbelijdenis (gezamenlijk uitgesproken)
Dankgebed, voorbeden, Onze Vader
Collecte
Zingen lied 747:1,8
Zegen
Gezongen Amen