Orgelspel Welkom en mededelingen Zingen lied 488:1,2 Votum en groet Zingen lied 488:3,4,5 Smeekgebed Glorialied: “Als de hemel vol gezang is” 1 Als de hemel vol gezang is, U de glorie zingt, snarenspel nooit onderbroken, rond Uw troon weerklinkt. wordt U alle eer gegeven, omdat leven U ontspringt.
2 Gaf Gij ook niet zelf de adem die U loven moet? Laat het lied op aarde klinken als de hemel doet: een gebed dat U wil danken, wil verklanken: God is goed!
3 Hier beneden klinkt ons loflied, maak het tot Uw troon! Adem in ons lied het weten dat Gij bij ons woont. Opdat hart en ziel veelvuldig U, God, huldigt, eer betoont!
4 Want U komt alleen de eer toe, alle heerlijkheid! Aan U, Schepper, God en Vader, blijf ons lied gewijd; Om de Zoon, U alle glorie, door de Geest, in eeuwigheid!
Moment met de kinderen Gebed Schriflezing Matteüs 2: 13-23
13Nadat zij op die manier de wijk genomen hadden, verscheen er aan Jozef in een droom een engel van de Heer, die zei: ‘Maak je gereed en vlucht met het kind en zijn moeder naar Egypte. Blijf daar tot ik je weer roep, want Herodes is naar het kind op zoek en wil het ombrengen.’ 14Jozef maakte zich gereed en week nog diezelfde nacht met het kind en zijn moeder uit naar Egypte, 15waar hij bleef tot de dood van Herodes. Zo moest in vervulling gaan wat bij monde van de profeet door de Heer is gezegd: ‘Uit Egypte heb Ik mijn Zoon geroepen.’ 16Toen Herodes begreep dat hij door de magiërs misleid was, werd hij verschrikkelijk kwaad, en afgaande op het tijdstip dat hij van de magiërs had gehoord, gaf hij opdracht om in Betlehem en wijde omgeving alle jongetjes van twee jaar en jonger om te brengen. 17Zo ging in vervulling wat gezegd is door de profeet Jeremia: 18‘Er klinkt een stem in Rama, geween en luid geklaag. Rachel beweent haar kinderen en wil niet worden getroost, want ze zijn er niet meer.’ 19Nadat Herodes gestorven was, verscheen er in een droom aan Jozef in Egypte een engel van de Heer, 20die zei: ‘Maak je gereed en ga met het kind en zijn moeder naar het land Israël. Want zij die het kind om het leven wilden brengen, zijn gestorven.’ 21Jozef maakte zich gereed en ging met het kind en zijn moeder naar Israël. 22Maar hij durfde niet naar Judea te gaan toen hij hoorde dat Archelaüs daar zijn vader Herodes als koning was opgevolgd. Nadat hij in een droom een aanwijzing had gekregen week hij uit naar Galilea, 23waar hij ging wonen in de stad Nazaret. Zo moest in vervulling gaan wat gezegd is door de profeten: ‘Hij zal Nazoreeër genoemd worden.’
Zingen lied 468:1,2,3,4 Openbaring 12: 7-18 Preek Zingen lied 159a: 1,2 Dankgebed, voorbeden en Onze Vader Inzameling van de gaven Zingen psalm 118:10 Zegen Gezongen Amen
Orgelspel Welkom en mededelingen Zingen Lied 477:1,3 Votum en groet Zingen Lied 476:1,3,4 Smeekgebed Gloria: Lied 481:1 (allen), 2 (spirit), 3 (allen) Moment met de kinderen Gebed Schriftlezing: Mattheus 2:1-12 De vlucht voor Herodes en Archelaüs 1Toen Jezus geboren was, in Betlehem in Judea, tijdens de regering van koning Herodes, kwamen er magiërs uit het Oosten in Jeruzalem aan. 2Ze vroegen: ‘Waar is de koning van de Joden die onlangs geboren is? Wij hebben namelijk zijn ster zien opgaan en zijn gekomen om Hem te aanbidden.’ 3Koning Herodes schrok hevig toen hij dit hoorde, en heel Jeruzalem met hem. 4Hij riep alle hogepriesters en schriftgeleerden van het volk samen om aan hen te vragen waar de messias geboren zou worden. 5‘In Betlehem in Judea,’ zeiden ze tegen hem, ‘want zo staat het geschreven bij de profeet: 6“En jij, Betlehem in het land van Juda, bent zeker niet de minste onder de leiders van Juda, want uit jou komt een leider voort die mijn volk Israël zal hoeden.”’ 7Daarop riep Herodes in het geheim de magiërs bij zich; hij wilde precies van hen weten wanneer de ster zichtbaar geworden was, 8en stuurde hen vervolgens naar Betlehem met de woorden: ‘Stel een nauwkeurig onderzoek in naar het kind. Stuur mij bericht zodra u het gevonden hebt, zodat ook ik erheen kan gaan om het te aanbidden.’ 9Nadat ze de koning hadden aangehoord gingen ze op weg, en nu ging de ster die ze hadden zien opgaan voor hen uit, totdat hij stil bleef staan boven de plaats waar het kind was. 10Toen ze de ster zagen, werden ze vervuld van diepe vreugde. 11Ze gingen het huis binnen en vonden het kind met Maria, zijn moeder. Ze wierpen zich in aanbidding voor het kind neer. Daarna openden ze hun kistjes met kostbaarheden en boden het geschenken aan: goud en wierook en mirre. 12En omdat ze in een droom de aanwijzing hadden gekregen dat ze niet naar Herodes terug moesten gaan, reisden ze via een andere route terug naar hun land.
Spirit zingt: ‘Hark the Herald’
Schriftlezing: Openbaring 12:1-6 De vrouw, de draak en de twee beesten 1Er verscheen in de hemel een indrukwekkend teken: een vrouw, bekleed met de zon, met de maan onder haar voeten en een krans van twaalf sterren op haar hoofd. 2Ze was zwanger en schreeuwde het uit in haar weeën en haar barensnood. 3Er verscheen een tweede teken in de hemel: een grote, vuurrode draak, met zeven koppen en tien hoorns, en op elke kop een kroon. 4Met zijn staart sleepte hij een derde van de sterren aan de hemel mee en smeet ze op de aarde. De draak ging voor de vrouw staan die op het punt stond haar kind te baren, om het te verslinden zodra ze bevallen was. 5Maar toen ze het kind gebaard had – een zoon, die alle volken met een ijzeren herdersstaf zal hoeden –, werd het dadelijk weggevoerd naar God en zijn troon. 6De vrouw zelf vluchtte naar de woestijn. God had daar een plaats voor haar gereedgemaakt, waar twaalfhonderdzestig dagen lang voor haar gezorgd zou worden. Spirit zingt: ‘Let heaven and nature sing’ Preek Zingen Lied 503:1,2,3,4 Geloofsbelijdenis Zingen Lied 498:1,4 Spirit zingt: ‘Is there room for a King’ en ‘The work of Christmas’. Dankgebed, voorbeden (met acclamatie), Onze Vader Inzameling van de gaven Zingen: ‘Ere zij God’ Zegen Gezongen Amen
Voorganger: ds. Henk-Jan Prosmanz Organist: Jan-Willem Hueting| Chr. Gem. Zangvereniging “Con Amore” o.o.v. dhr Wim Kusee
Koor: Stille nacht, heilige nacht, Davids Zoon, lang verwacht, die miljoenen eens zaligen zal, wordt geboren in Bethlehems stal, Hij, der schepselen Heer, Hij, der schepselen Heer.
Allen:
Hulploos Kind, heilig Kind, dat zo trouw zondaars mint, ook voor mij hebt Ge U rijkdom ontzegd, wordt Ge op stro en in doeken gelegd. Leer me U danken daarvoor. Leer me U danken daarvoor.
Allen:
Stille nacht, heilige nacht, Vreed’ en heil wordt gebracht, aan een wereld, verloren in schuld; Gods belofte wordt heerlijk vervuld. Amen, Gode zij eer! Amen, Gode zij eer!
Votum en groet
Con Amore zingt: ‘Inleiding’
Jesaja 11: 1-5 Maar uit de stronk van Isaï schiet een telg op, een scheut van zijn wortels komt tot bloei. De geest van de HEER zal op hem rusten: een geest van wijsheid en inzicht, een geest van kracht en verstandig beleid, een geest van kennis en ontzag voor de HEER. Hij ademt ontzag voor de HEER; zijn oordeel stoelt niet op uiterlijke schijn, noch grondt hij zijn vonnis op geruchten. Over de zwakken velt hij een rechtvaardig oordeel, de armen in het land geeft hij een eerlijk vonnis. Hij tuchtigt de aarde met de gesel van zijn mond, met de adem van zijn lippen doodt hij de schuldigen. Hij draagt gerechtigheid als een gordel om zijn lendenen en trouw als een gordel om zijn heupen.
Samenzang: ‘Er is een roos ontloken’
Er is een roos ontloken / uit barre wintergrond, zoals er was gesproken / door der profeten mond. En Davids oud geslacht / is weer opnieuw gaan bloeien in ‘t midden van de nacht.
Die bloem van Gods behagen / heeft, naar Jesaja sprak, de winterkou verdragen / als allerdorste tak. O roos als bloed zo rood / God komt zijn volk bezoeken in ‘t midden van de dood.
Gebed
Con Amore zingt: ‘De profeet Jesaja’
Lucas 1: 26-38
In de zesde maand zond God de engel Gabriël naar de stad Nazaret in Galilea, naar een meisje dat was uitgehuwelijkt aan een man die Jozef heette, een afstammeling van David. Ze heette Maria en ze was nog maagd. Gabriël ging haar huis binnen en zei: ‘Gegroet Maria, je bent begenadigd, de Heer is met je.’ Ze schrok hevig bij het horen van zijn woorden en vroeg zich af wat die begroeting te betekenen had. Maar de engel zei tegen haar: ‘Wees niet bang, Maria, God heeft je zijn gunst geschonken. Luister, je zult zwanger worden en een zoon baren, en je moet Hem Jezus noemen. Hij zal een groot man worden en Zoon van de Allerhoogste worden genoemd, en God, de Heer, zal Hem de troon van zijn vader David geven. Tot in eeuwigheid zal Hij koning zijn over het volk van Jakob, en aan zijn koningschap zal geen einde komen.’
Maria vroeg aan de engel: ‘Hoe zal dat gebeuren? Ik heb immers nog geen gemeenschap met een man.’ De engel antwoordde: ‘De heilige Geest zal over je komen en de kracht van de Allerhoogste zal je als een schaduw overdekken. Daarom zal het kind dat geboren wordt, heilig worden genoemd en Zoon van God. Luister, ook je familielid Elisabet is zwanger van een zoon, ondanks haar hoge leeftijd. Ze is nu, ook al hield men haar voor onvruchtbaar, in de zesde maand van haar zwangerschap, want voor God is niets onmogelijk.’ Maria zei: ‘De Heer wil ik dienen: laat er met mij gebeuren wat u hebt gezegd.’ Daarna liet de engel haar weer alleen.
Lofzang van Maria (Lied 157a)
Koor: Mijn ziel maakt groot de Heer, mijn geest verheugt zich zeer, want God heeft mij, geringe, die Hem als dienstmaagd dien, goedgunstig aangezien en deed mij grote dingen.
Allen: Van nu aan om wat Hij, de sterke deed aan mij, zullen mij zalig prijzen alle geslachten saam, want heilig is Zijn Naam, Hij zal Zijn trouw bewijzen.
Koor: Zijn arm verstoot met kracht de groten uit hun macht, de vorsten van hun tronen, maar Hij maakt kleinen groot en zal met overvloed de hongerigen lonen.
Allen: Hij heeft het lang voorzegd, aan Israël, zijn knecht, zal Hij genade schenken. Hij zal aan Abraham en al wie na hem kwam in eeuwigheid gedenken.
Lucas 2:1-7
In die tijd kondigde keizer Augustus een decreet af dat alle inwoners van het rijk zich moesten laten inschrijven. Deze eerste volkstelling vond plaats tijdens het bewind van Quirinius over Syrië. Iedereen ging op weg om zich te laten inschrijven, ieder naar de plaats waar hij vandaan kwam. Ook Jozef ging op weg om zich te laten inschrijven. Samen met Maria, zijn aanstaande vrouw, die zwanger was, reisde hij van de stad Nazaret in Galilea naar Judea, naar de stad van David die Betlehem heet, aangezien hij van David afstamde. Terwijl ze daar waren, brak de dag van haar bevalling aan, en ze bracht een zoon ter wereld, haar eerstgeborene. Ze wikkelde Hem in doeken en legde Hem in een voederbak, omdat er voor hen geen plaats was in het gastenverblijf.
Samenzang: ‘In Bethlehems stal’ In Bethlehems stal lag Christus de Heer, in doeken gehuld, als kindje terneer. Voor Hem was geen plaats meer in herberg of huis; Zijn wieg was een kribbe, Zijn troon was een kruis. Zo arm werd de Heer, der engelen Heer, Die zondaren mint, zo nameloos teer; Die hun wil vergeven, hoe veel het ook zij; zo arm werd de Heiland voor u en voor mij.
Lucas 2: 8-14
Niet ver daarvandaan brachten herders de nacht door in het veld, ze hielden de wacht bij hun kudde. Opeens stond er een engel van de Heer bij hen en werden ze omgeven door de stralende luister van de Heer, zodat ze hevig schrokken. De engel zei tegen hen: ‘Wees niet bang, want ik kom jullie goed nieuws brengen dat grote vreugde betekent voor heel het volk: vandaag is in de stad van David jullie redder geboren. Hij is de messias, de Heer. Dit zal voor jullie het teken zijn: jullie zullen een pasgeboren kind vinden dat in doeken gewikkeld in een voederbak ligt.’ En plotseling voegde zich bij de engel een groot hemels leger dat God prees met de woorden: ‘Eer aan God in de hoogste hemel en vrede op aarde voor de mensen die Hij liefheeft.’
Samenzang: ‘Eer zij God in onze dagen’. Eer zij God in onze dagen, eer zij God in deze tijd. Mensen van het welbehagen, roept op aarde vrede uit. Gloria in excelsis Deo, gloria in excelsis Deo.
Eer zij God die onze Vader en die onze Koning is. Eer zij God die op de aarde, naar ons toe gekomen is. Gloria in excelsis Deo, gloria in excelsis Deo.
Lucas 2: 15-19
Toen de engelen waren teruggegaan naar de hemel, zeiden de herders tegen elkaar: ‘Laten we naar Betlehem gaan om met eigen ogen te zien wat er gebeurd is en wat de Heer ons bekend heeft gemaakt.’ Ze gingen meteen op weg, en troffen Maria aan en Jozef en het kind dat in de voederbak lag. Toen ze het zagen, vertelden ze wat hun over het kind was gezegd. Allen die het hoorden stonden verbaasd over wat de herders tegen hen zeiden, maar Maria bewaarde al deze woorden in haar hart en bleef erover nadenken. De herders gingen terug, terwijl ze God loofden en prezen om alles wat ze gehoord en gezien hadden, precies zoals het hun was gezegd. Toen er acht dagen verstreken waren en Hij besneden zou worden, kreeg Hij de naam Jezus, die de engel had genoemd nog voordat Hij in de schoot van zijn moeder was ontvangen.
Con Amore zingt ‘Hoor de herders’
Lucas 2: 20-21
De herders gingen terug, terwijl ze God loofden en prezen om alles wat ze gehoord en gezien hadden, precies zoals het hun was gezegd. Toen er acht dagen verstreken waren en Hij besneden zou worden, kreeg Hij de naam Jezus, die de engel had genoemd nog voordat Hij in de schoot van zijn moeder was ontvangen.
Mattheüs 2: 1-12 Toen Jezus geboren was, in Betlehem in Judea, tijdens de regering van koning Herodes, kwamen er magiërs uit het Oosten in Jeruzalem aan. Ze vroegen: ‘Waar is de koning van de Joden die onlangs geboren is? Wij hebben namelijk zijn ster zien opgaan en zijn gekomen om Hem te aanbidden.’ Koning Herodes schrok hevig toen hij dit hoorde, en heel Jeruzalem met hem. Hij riep alle hogepriesters en schriftgeleerden van het volk samen om aan hen te vragen waar de messias geboren zou worden. ‘In Betlehem in Judea,’ zeiden ze tegen hem, ‘want zo staat het geschreven bij de profeet: “En jij, Betlehem in het land van Juda, bent zeker niet de minste onder de leiders van Juda, want uit jou komt een leider voort die mijn volk Israël zal hoeden.”’ Daarop riep Herodes in het geheim de magiërs bij zich; hij wilde precies van hen weten wanneer de ster zichtbaar geworden was, en stuurde hen vervolgens naar Betlehem met de woorden: ‘Stel een nauwkeurig onderzoek in naar het kind. Stuur mij bericht zodra u het gevonden hebt, zodat ook ik erheen kan gaan om het te aanbidden.’ Nadat ze de koning hadden aangehoord gingen ze op weg, en nu ging de ster die ze hadden zien opgaan voor hen uit, totdat hij stil bleef staan boven de plaats waar het kind was. Toen ze de ster zagen, werden ze vervuld van diepe vreugde. Ze gingen het huis binnen en vonden het kind met Maria, zijn moeder. Ze wierpen zich in aanbidding voor het kind neer. Daarna openden ze hun kistjes met kostbaarheden en boden het geschenken aan: goud en wierook en mirre. En omdat ze in een droom de aanwijzing hadden gekregen dat ze niet naar Herodes terug moesten gaan, reisden ze via een andere route terug naar hun land.
Con Amore zingt: ‘De wijzen uit het oosten’
Samenzang: ‘Nu zijt wellekome’ Nu zijt wellekome Jesu, lieve Heer, Gij komt van alzo hoge, van alzo veer. Nu zijt wellekome van de hoge hemel neer, hier al op dit aardrijk zijt Gij gezien nooit meer. Kyrieleis.
Wijzen uit het Oosten uit zo verren land, zij zochten onze Here met offerand. Ze offerden ootmoediglijk mirr’, wierook ende goud, te eren van dat kinde, dat alle ding behoudt. Kyrieleis.
Dankgebed, voorbeden, Onze Vader
Onze Vader, Die in de hemelen zijt, Uw Naam worde geheiligd; Uw Koninkrijk kome; Uw wil geschiede gelijk in de hemel alzo ook op de aarde. Geef ons heden on dagelijks brood en vergeef ons onze schulden, gelijk ook wij vergeven onze schuldenaren; en leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van de boze. Want van U is het koninkrijk en de kracht en de heerlijkheid in der eeuwigheid. Amen
Inzameling van de gaven
Samenzang: ‘Ere zij God’ Ere zij God, ere zij God In de hoge, in de hoge, in de hoge Vrede op aarde, vrede op aarde In de mensen een welbehagen Ere zij God in den hoge (2x) Vrede op aarde, vrede op aarde (2x) In den mensen, in den mensen, een welbehagen In den mensen, een welbehagen, een welbehagen Ere zij God, ere zij God In den hoge, in den hoge, in den hoge Vrede op aarde, vrede op aarde In den mensen een welbehagen Amen, amen
Orgelspel Welkom en mededelingen Intochtslied: Psalm 80:1 Votum en groet zingen Psalm 80:2,7 Gebed van verootmoediging zingen Lied 441:1 Genadeverkondiging zingen Lied 441:5 Toelichting Adventsproject Gebed Schriftlezing: Psalm 132 Een pelgrimslied.
Blijf David gedenken, HEER, en alles wat hij heeft doorstaan, omdat hij de HEER had gezworen, de Machtige van Jakob had beloofd: ‘Ik zal mijn tent niet binnengaan noch mij te ruste leggen op mijn bed, mijn ogen niet overgeven aan de slaap noch aan een lichte sluimering, voordat ik een plaats vind voor de HEER, een woning voor de Machtige van Jakob.’ In Efrata hoorden wij van de ark, wij vonden hem in de velden van Jaär. Laten wij zijn woning binnengaan, ons neerbuigen aan zijn voeten. Trek op, HEER, naar uw rustplaats, U en uw machtige ark. Laten uw priesters zich kleden in gerechtigheid, uw getrouwen juichen van vreugde. Wijs omwille van David, uw dienaar, het verzoek van uw gezalfde niet af. De HEER heeft David trouw gezworen, en zijn belofte neemt Hij niet terug: ‘Een van je nazaten laat Ik je troon bestijgen. Houden je zonen zich aan mijn verbond, aan de richtlijnen die Ik hun geef, dan zullen ook hun zonen voor altijd zetelen op je troon. De HEER heeft Sion verkozen en als woonplaats begeerd: ‘Dit is, voor altijd, mijn rustplaats, hier verlang Ik te wonen. Ik zal Sion met voedsel zegenen, de armen brood geven in overvloed en de priesters bekleden met bevrijding. Zijn getrouwen zullen juichen van vreugde. Hier breng Ik Davids huis tot aanzien, hier ontsteek Ik een lamp voor mijn gezalfde. Zijn vijanden bekleed Ik met schande, maar op zíjn hoofd schittert een kroon.’
Zingen psalm 132: 1,3,9,10
Schriftlezing: Lucas 2: 1-5 In die tijd kondigde keizer Augustus een decreet af dat alle inwoners van het rijk zich moesten laten inschrijven. Deze eerste volkstelling vond plaats tijdens het bewind van Quirinius over Syrië. Iedereen ging op weg om zich te laten inschrijven, ieder naar de plaats waar hij vandaan kwam. Ook Jozef ging op weg om zich te laten inschrijven. Samen met Maria, zijn aanstaande vrouw, die zwanger was, reisde hij van de stad Nazaret in Galilea naar Judea, naar de stad van David die Betlehem heet, aangezien hij van David afstamde.
Preek
zingen Lied 157a: 1,4 Geloofsbelijdenis zingen Lied 466:2,7 Dankgebed, voorbeden en Onze Vader (Voorbeden afgewisseld met 458a) Inzameling van de gaven zingen lied 444:1,2,4 Zegen Gezongen Amen
Orgelspel Welkom en mededelingen 3e Adventskaars wordt aangestoken Zingen Lied 444: 1.2.3 Nu daagt het Stil gebed , Votum en groet Zingen Psalm 141: 1.2.3 U Heer, roep ik…U geldt mijn spreken Kyriëgebed zingen Lied 441: 1.10 Hoe zal ik U ontvangen… Gebed / nevendienst Lezing van het Oude Testament door lector: Psalm 141 1Een psalm van David. HEER, U roep ik aan, snel mij te hulp,luister naar mij nu ik tot U roep. 2Laat mijn gebed voor U zijn als reukwerk,mijn geheven handen als een avondoffer. 3Zet een wacht voor mijn mond, HEER,een post voor de deur van mijn lippen. 4Houd mijn hart ver van het kwaad,verleid het niet tot goddeloze dadenmet hen die onrecht bedrijven, laat mij niet eten van hun lekkernijen. 5Zou een rechtvaardige mij slaan, het was mij een weldaad, zou hij mij straffen, het was balsem op mijn hoofd. Zou ik lijden onder de kwaden, dan nog bleef ik bidden, 6en werden hun leiders van de rotsen geworpen, van mij hoorden ze woorden van deernis. 7Verspreid als de aarde, geploegd en omgewoeld, ligt ons gebeente bij de muil van het dodenrijk. 8Maar HEER, mijn God, naar U zijn mijn ogen gericht, bij U schuil ik, giet mijn leven niet weg als water. 9Behoed mij voor de strik die zij hebben gespannen, voor de valkuil van hen die onrecht doen. 10Laat de goddelozen in hun eigen netten raken en mij alleen ontkomen.
Zingen Lied: 462: 1.3.5 Zal er ooit een dag van vrede… Lezing van het Evangelie: Lucas 1:5-25 Aankondiging van de geboorte van Johannes
5Toen Herodes koning van Judea was, leefde er een priester die Zacharias heette en tot de priesterafdeling van Abia behoorde. Zijn vrouw, Elisabet, stamde af van Aäron. 6Beiden waren rechtvaardig in Gods ogen en leidden een onberispelijk leven, geheel volgens de geboden en wetten van de Heer. 7Ze hadden geen kinderen, want Elisabet was onvruchtbaar, en beiden waren al op leeftijd. 8Toen de afdeling van Zacharias aan de beurt was om de priesterdienst te vervullen, 9werd er volgens het gebruik van de priesters geloot en werd Zacharias aangewezen om het reukoffer op te dragen in het heiligdom van de Heer. 10De samengestroomde menigte bleef buiten staan bidden terwijl het offer werd gebracht. 11Opeens verscheen hem een engel van de Heer, die aan de rechterkant van het reukofferaltaar stond. 12Zacharias schrok hevig bij het zien van de engel en hij werd door angst overvallen. 13Maar de engel zei tegen hem: ‘Wees niet bang, Zacharias, je gebed is verhoord: je vrouw Elisabet zal je een zoon baren, en je moet hem Johannes noemen. 14Vreugde en blijdschap zullen je ten deel vallen, en velen zullen zich over zijn geboorte verheugen. 15Hij zal groot zijn in de ogen van de Heer, en wijn of bier zal hij niet drinken. Hij zal vervuld worden van de heilige Geest terwijl hij nog in de schoot van zijn moeder is, 16en hij zal velen uit het volk van Israël naar de Heer, hun God, terugbrengen. 17Hij zal voor Hem uit gaan met de geest en de kracht van Elia, om ouders met hun kinderen te verzoenen en om van zondaars rechtvaardigen te maken, en zo zal hij voor de Heer een volk gereedmaken.’ 18Zacharias vroeg aan de engel: ‘Hoe kan ik weten of dat waar is? Ik ben immers een oude man en ook mijn vrouw is al op leeftijd.’ 19De engel antwoordde: ‘Ik ben Gabriël, die altijd in Gods nabijheid is, en ik ben uitgezonden om je dit goede nieuws te brengen. 20Maar omdat je geen geloof hebt gehecht aan mijn woorden, die op de voorbestemde tijd in vervulling zullen gaan, zul je stom zijn en niet kunnen spreken tot de dag waarop dit alles gaat gebeuren.’ 21De menigte stond buiten op Zacharias te wachten, en de mensen vroegen zich af waarom hij zo lang in het heiligdom bleef. 22Maar toen hij naar buiten kwam, kon hij niets tegen hen zeggen. Ze begrepen dat hij in het heiligdom een visioen had gezien; hij maakte gebaren tegen hen, maar spreken kon hij niet. 23Toen zijn tempeldienst voorbij was, ging hij terug naar huis. 24Korte tijd later werd zijn vrouw Elisabet zwanger. Ze leefde vijf maanden lang in afzondering en zei bij zichzelf: 25De Heer heeft zich mijn lot aangetrokken. Hij heeft dit voor mij gedaan opdat de mensen me niet langer verachten.
Zingen Lied: 464: 1.2.6.7 Een engel spreekt een priester aan Overdenking zingen Lied 216 (Dit is een morgen…)
Dankgebed en voorbede, afgesloten met gemeenschappelijk uitgesproken Onze Vader… Diaconaal moment / collecte Slotlied: lied 442: 1.2 Op U mijn Heiland Zegen: De Here zegene u en Hij behoede u. De Here doe zijn aangezicht over u lichten en zij u genadig. De Here verheffe zijn aangezicht over u en geve u vrede. Gezongen Amen
Orgelspel Welkom en mededelingen Stil gebed Zingen Psalm 80:1 Votum en groet Groet, bemoediging, gebed van toenadering v. De vrede van de Heer is met u. g. ZIJN VREDE OOK MET U! v. Onze hulp is in de Naam van de Heer. g. DIE HEMEL EN AARDE GEMAAKT HEEFT. v. O God, keer u naar ons toe, g. EN DOE ONS WEER LEVEN MET HART EN ZIEL! v. Laat ons, o Heer, uw liefde zien, g EN GEEF ONS UW HEIL! v. O Heer, hoor ons gebed, G. EN LAAT ONS GEROEP TOT U KOMEN
Muzikale verbreding: God roept ons (Sela, gitaar begeleiding)
God roept ons, om overal een licht te zijn. Met elkaar weerkaatsen wij zijn glans. Licht van God, dat schijnt in de gebrokenheid. Heilig vuur dat nooit raakt opgebrand. (2x)
Ons leven is een getuigenis van zijn aanwezigheid. Gods aangezicht maakt ons leven licht, schijnt een eeuwigheid.
God roept ons, om overal zijn beeld te zijn. Hij heeft zich verborgen in de mens. Beeld van God, getoond in alle kwetsbaarheid, zo maakt Hij zichzelf aan ons bekend.
Ons leven is een getuigenis van zijn aanwezigheid. Gods aangezicht maakt ons leven licht, schijnt een eeuwigheid. (2x)
Schijn met uw licht in ons hart. Verlicht ons aards bestaan. Vorm ons opnieuw naar uw beeld. (2x)
Ons leven is een getuigenis van zijn aanwezigheid
Gebed om ontferming
Zingen Lied 461: 1,3 Kinderen gaan naar nevendienst Gebed voor de opening van het Woord. Zingen Lied 456b: 1,2 Schriftlezing: Jesaja 40: 1-11
Troost voor Jeruzalem 1Troost, troost mijn volk, zegt jullie God. 2Spreek Jeruzalem moed in, maak haar bekend dat haar slavendienst voorbij is, dat haar schuld is voldaan, omdat zij een dubbele straf voor haar zonden uit de hand van de HEER heeft ontvangen. 3Hoor, een stem roept: ‘Baan voor de HEER een weg door de woestijn, effen in de wildernis een pad voor onze God. 4Laat elke vallei verhoogd worden en elke berg en heuvel verlaagd, laat ruig land vlak worden en rotsige hellingen rustige dalen. 5De luister van de HEER zal zich openbaren voor het oog van al wat leeft. De HEER heeft gesproken!’ 6Hoor, een stem zegt: ‘Roep!’ En een stem antwoordt: ‘Wat zou ik roepen? De mens is als gras, teer als een bloem in het veld. 7Het gras verdort en de bloem verwelkt wanneer de adem van de HEER erover blaast. Ja, als gras is dit volk.’ 8Het gras verdort en de bloem verwelkt, maar het woord van onze God houdt eeuwig stand. 9Beklim een hoge berg, vreugdebode Sion, verhef je stem met kracht, vreugdebode Jeruzalem, verhef je stem, vrees niet. Zeg tegen de steden van Juda: ‘Ziehier jullie God!’ 10Ziehier God, de HEER! Hij komt met kracht, zijn arm zal heersen. Zijn loon heeft Hij bij zich, zijn beloning gaat voor Hem uit. 11Als een herder weidt Hij zijn kudde: zijn arm brengt de lammeren bijeen, Hij vlijt ze tegen zijn borst, en zorgzaam leidt Hij de ooien.
Zingen Lied 456: 3,4
Evangelielezing: Johannes 1: 19-28 Getuigenissen 19Dit is het getuigenis van Johannes. De Joden hadden vanuit Jeruzalem priesters en Levieten naar hem toe gestuurd om hem te vragen: ‘Wie bent u?’ 20Hij gaf zonder aarzelen antwoord en verklaarde ronduit: ‘Ik ben niet de messias.’ 21Toen vroegen ze hem: ‘Wie dan? Bent u Elia?’ Hij zei: ‘Die ben ik ook niet.’ ‘Bent u de profeet?’ ‘Nee,’ antwoordde hij. 22‘Maar wie bent u dan?’ vroegen ze hem. ‘Wij moeten antwoord kunnen geven aan degenen die ons gestuurd hebben – wie zegt u zelf dat u bent?’ 23Hij zei: ‘Ik ben de stem die roept in de woestijn: “Maak recht de weg van de Heer,” zoals de profeet Jesaja gezegd heeft.’ 24De afgevaardigden die uit de kring van de farizeeën kwamen, 25vroegen verder: ‘Waarom doopt u dan, als u niet de messias bent, en ook niet Elia of de profeet?’ 26‘Ik doop met water,’ antwoordde Johannes. ‘Maar in uw midden is iemand die u niet kent, 27Hij die na mij komt – ik ben het niet eens waard om de riemen van zijn sandalen los te maken.’ 28Dit gebeurde in Betanië, aan de overkant van de Jordaan, waar Johannes doopte.
Zingen Lied 456b: 5,6
Verkondiging Orgelspel Zingen Lied 441: 1,10 Apostolische Geloofsbelijdenis Dankgebed, voorbeden, stil gebed, Onze Vader Inzameling van de gaven Zingen Lied 939 Zegen (beantwoord met gezongen Amen) Orgelspel
Orgelspel Welkom en mededelingen Zingen Psalm 43:3,4 Votum en groet Zingen Lied 437:1,2,3,6 Wetslezing Zingen lied 377:1,2,3 Moment met de kinderen Gebed Schriftlezing: Ruth 1:1-22 1In de tijd dat de rechters het volk leidden, brak er een hongersnood uit in het land. Een man trok daarom met zijn vrouw en zijn twee zonen weg uit Betlehem in Juda, om als vreemdeling te gaan wonen in de vlakte van Moab. 2De naam van de man was Elimelech, die van zijn vrouw Naomi, en zijn twee zonen heetten Machlon en Kiljon; het waren Efratieten uit Betlehem in Juda. Toen ze in de vlakte van Moab waren aangekomen, bleven ze daar wonen. 3Na enige tijd stierf Elimelech, de man van Naomi, en zij bleef achter met haar twee zonen. 4Zij trouwden allebei met een Moabitische vrouw. De naam van de ene was Orpa, die van de andere was Ruth. Nadat ze daar ongeveer tien jaar gewoond hadden, 5stierven ook Machlon en Kiljon, en de vrouw bleef alleen achter, zonder haar twee zonen en zonder haar man. 6Toen Naomi hoorde, daar in Moab, dat de HEER zich het lot van zijn volk had aangetrokken en het weer brood had gegeven, maakte ze zich samen met haar twee schoondochters gereed om Moab te verlaten en terug te keren. 7Samen met hen verliet ze de plaats waar ze gewoond had en ging terug naar Juda. Maar eenmaal onderweg 8zei Naomi: ‘Gaan jullie nu maar allebei terug naar het huis van je moeder. Moge de HEER zo goed voor jullie zijn als jullie voor mij en mijn gestorven zonen zijn geweest. 9Moge Hij ervoor zorgen dat jullie allebei geborgenheid vinden in het huis van een man,’ en ze kuste hen. Toen barstten zij in tranen uit 10en zeiden: ‘Maar we willen met u terugkeren naar uw volk!’ 11‘Ga terug, mijn dochters,’ zei Naomi, ‘waarom zouden jullie met mij meegaan? Kan ik soms nog zonen krijgen die jullie mannen kunnen worden? 12Ga toch terug, want ik ben te oud voor een man. Zelfs al zou ik nog hoop koesteren, zelfs al sliep ik vannacht nog met een man en al bracht ik nog zonen ter wereld – 13zouden jullie dan wachten tot ze groot zijn en je ervan laten weerhouden met een andere man te trouwen? Nee, mijn dochters, mijn lot is te bitter voor jullie; de HEER heeft zich tegen mij gekeerd.’ 14Opnieuw begonnen zij te huilen. Orpa kuste haar schoonmoeder vaarwel, maar Ruth week niet van haar zijde. 15‘Kijk, je schoonzus gaat terug naar haar volk en haar god,’ zei Naomi, ‘ga haar toch achterna!’ 16Maar Ruth antwoordde: ‘Vraag me toch niet langer u te verlaten en terug te gaan, weg van u. Waar u gaat, zal ik gaan, waar u slaapt, zal ik slapen; uw volk is mijn volk en uw God is mijn God. 17Waar u sterft, zal ook ik sterven, en daar zal ik begraven worden. Alleen de dood zal mij van u scheiden, en anders mag de HEER met mij doen wat Hij wil!’ 18Naomi zag dat Ruth vastbesloten was om met haar mee te gaan en drong niet langer aan. 19Zo gingen zij samen verder, tot in Betlehem. Hun aankomst in Betlehem baarde veel opzien. Overal in de stad riepen de vrouwen: ‘Dat is toch Naomi?’ 20Maar ze zei tegen hen: ‘Noem me niet Naomi, noem me Mara, want de Ontzagwekkende heeft mijn lot zeer bitter gemaakt. 21Toen ik hier wegging had ik alles, maar de HEER heeft mij met lege handen laten terugkomen. Waarom mij nog Naomi noemen, nu de HEER zich tegen mij heeft gekeerd, nu de Ontzagwekkende me kwaad heeft gedaan?’ 22Zo kwam Naomi terug uit Moab, samen met haar schoondochter Ruth, de Moabitische. Ze kwamen in Betlehem aan bij het begin van de gersteoogst.
Preek Zingen lied 451:1,2,3,4,5 Lezen van het Avondmaalsformulier Gebeden Zingen: “Christus, heilig Godslam” (Hervormde Bundel 38) 1 Christus, heilig Godslam die der wereld zonden draagt, ontferm U onzer!
2 Christus, heilig Godslam die der wereld zonden draagt, ontferm U onzer!
3 Christus, heilig Godslam die der wereld zonden draagt, geef ons uwe vrede! Amen.
Viering van het Heilig Avondmaal Zingen Psalm: 103c: 1,3 Dankgebed Collecte Slotzang lied 442:1,2 Zegen Gezongen Amen
Zoals ik ben, kom ik nabij, met niets in handen dan dat Gij mij riep en zelf U gaf voor mij – o Lam van God, ik kom.
Zoals ik ben, met al mijn strijd, mijn angsten en onzekerheid, mijn maskers en mijn ijdelheid – o Lam van God, ik kom.
Zoals ik ben, verdoofd, verblind, tast ik naar U, die mij bemint, bij wie mijn ziel genezing vindt – o Lam van God, ik kom.
Gebed
In Memoriam door Anneke en Jan
Zingen: ‘Genade zo oneindig groot’
Genade, zo oneindig groot. Dat ik, die ‘t niet verdien het leven vond, want ik was dood en blind, maar nu kan ‘k zien.
Want Jezus droeg mijn zondelast en tranen aan het kruis. Hij houdt mij door genade vast en brengt mij veilig thuis.
Schriftlezing: Psalm 139
HEER, U kent mij, U doorgrondt mij, U weet het als ik zit of sta, U doorziet van verre mijn gedachten. Ga ik op weg of rust ik uit, U merkt het op, met al mijn wegen bent U vertrouwd. Geen woord ligt op mijn tong, of U, HEER, kent het ten volle. U omsluit mij, van achter en van voren, U legt uw hand op mij. Wonderlijk zoals U mij kent, het gaat mijn begrip te boven. Hoe zou ik aan uw aandacht ontsnappen, hoe aan uw blikken ontkomen? Klom ik op naar de hemel – U tref ik daar aan, lag ik neer in het dodenrijk – U bent daar. Al verhief ik mij op de vleugels van de dageraad, al ging ik wonen voorbij de verste zee, ook daar zou uw hand mij leiden, zou uw rechterhand mij vasthouden. Al zei ik: ‘Laat het duister mij opslokken, het licht om mij heen veranderen in nacht,’ ook dan zou het duister voor U niet donker zijn – de nacht zou oplichten als de dag, het duister helder zijn als het licht. U was het die mijn nieren vormde, die mij weefde in de buik van mijn moeder. Ik loof U om het ontzaglijke wonder van mijn bestaan, wonderbaarlijk is wat U gemaakt hebt. Ik weet het, tot in het diepst van mijn ziel. Toen ik in het verborgene gemaakt werd, kunstig geweven in de schoot van de aarde, was mijn wezen voor U geen geheim. Uw ogen zagen mijn vormeloos begin, alles werd in uw boekrol opgetekend, aan de dagen van mijn bestaan ontbrak er niet één. Hoe rijk zijn uw gedachten, God, hoe eindeloos in aantal, ontelbaar veel, meer dan er zand is bij de zee. Ontwaak ik, dan nog ben ik bij U. Doorgrond mij, God, en ken mijn hart, peil mij, weet wat mij kwelt, zie of ik geen verkeerde weg ga, en leid mij op de weg die eeuwig is.
Zingen: psalm 139: 1,7
HEER, die mij ziet zoals ik ben, dieper dan ik mijzelf ooit ken, kent Gij mij, Gij weet waar ik ga, Gij volgt mij waar ik zit of sta. Wat mij ten diepste houdt bewogen, ’t ligt alles open voor uw ogen.
Gij hebt mij immers zelf gemaakt, mij met uw vingers aangeraakt, met toegewijde tederheid mijn nieren en mijn hart bereid, mij in de moederschoot geweven, mij met uw wonderen omgeven.
Overdenking: ‘Zoals ik ben’.
Zingen: ‘Abba Vader’
Abba, Vader, U alleen, U behoor ik toe. U alleen doorgrondt mijn hart, U behoort het toe. Laat mijn hart steeds vurig zijn, U laat nooit alleen. Abba, Vader, U alleen, U behoor ik toe.
Abba, Vader, laat mij zijn slechts van U alleen. Dat mijn wil voor eeuwig zij, d’uwe en anders geen. Laat mijn hart nooit koud zijn, Heer. Laat mij nimmer gaan. Abba, Vader, laat mij zijn slechts van U alleen.
Dankgebed, voorbede en Onze Vader
Onze Vader, Die in de hemelen zijt, Uw Naam worde geheiligd; Uw Koninkrijk kome; Uw wil geschiede gelijk in de hemel alzo ook op de aarde. Geef ons heden ons dagelijks brood en vergeef ons onze schulden, gelijk ook wij vergeven onze schuldenaren; en leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van de boze. Want van U is het koninkrijk en de kracht en de heerlijkheid in der eeuwigheid. Amen
Lied 247: 1,3,5
Blijf mij nabij, wanneer het duister daalt. De nacht valt in, waarin geen licht meer straalt. Andere helpers, Heer, ontvallen mij. Der hulpelozen hulp, wees mij nabij.
U heb ik nodig, uw genade is mijn enig licht in nacht en duisternis. Wie anders zal mijn leidsman zijn dan Gij? In nacht en ontij, Heer, blijf mij nabij.
Houd, Heer, uw kruis hoog voor mijn brekend oog, licht in het duister, wijs de weg omhoog. Uw dag breekt aan, de schaduw gaat voorbij. In dood en leven, Heer, wees Gij nabij.
Orgelspel Welkom en mededelingen Zingen psalm van de zondag: psalm 98: 1, 2 Stil gebed, groet, bemoediging Verootmoedigingsgebed Zingen: lied 834: 1 Verkondiging van Gods genade Zingen: lied 834: 2 Onderwijs Zingen: lied 834: 3 Gebed bij de opening van het Woord Kinderen naar de nevendienst Lezing uit het oude testament: Exodus 30: 11 – 16 De heffing bij de registratie 11De HEER zei tegen Mozes: 12‘Als je onder de Israëlieten een telling houdt, moeten allen die geregistreerd worden de HEER losgeld betalen voor hun leven, om te voorkomen dat zij vanwege de telling door een plaag worden getroffen. 13Ieder die meegeteld wordt moet een halve sjekel betalen, volgens het ijkgewicht van het heiligdom, twintig gera per sjekel; de heffing voor de HEER bedraagt de helft daarvan. 14Ieder die meegeteld wordt, iedereen van twintig jaar of ouder, moet deze heffing voor de HEER betalen. 15Rijken dragen als losprijs voor hun leven niet meer af dan een halve sjekel, armen niet minder. 16Het losgeld dat je van de Israëlieten in ontvangst neemt, moet gebruikt worden voor de dienst in de ontmoetingstent. De losprijs die de Israëlieten voor hun leven betalen, brengt hen bij de HEER in herinnering.’
Zingen: psalm 16: 1 Evangelielezing: Marcus 12: 38 – 13: 2 Marcus 12 38Tijdens zijn onderricht zei Hij: ‘Pas op voor de schriftgeleerden die zo graag in dure gewaden rondlopen en eerbiedig begroet willen worden op het marktplein, 39en een ereplaats willen in de synagogen en bij feestmaaltijden: 40ze verslinden de huizen van de weduwen en zeggen voor de schijn lange gebeden op. Over hen zal strenger worden geoordeeld dan over anderen!’ 41Hij ging tegenover de offerkist zitten en keek hoe de mensen er geld in wierpen. Veel rijken gooiden veel geld in de kist. 42Er kwam ook een arme weduwe, die er twee muntjes in gooide, ter waarde van niet meer dan een quadrans. 43Hij riep zijn leerlingen bij zich en zei tegen hen: ‘Ik verzeker jullie: deze arme weduwe heeft meer in de offerkist gedaan dan alle anderen die er geld in hebben gegooid; 44want die hebben gegeven van hun overvloed, maar zij heeft van haar armoede alles gegeven wat ze had, haar hele levensonderhoud.’ Marcus 13 1Toen Hij de tempel verliet, zei een van zijn leerlingen tegen Hem: ‘Meester, kijk eens, wat een enorme stenen en wat een imposante gebouwen!’ 2Jezus zei tegen hem: ‘Die grote gebouwen die je nu ziet – wees er maar zeker van dat geen steen op de andere zal blijven; alles zal worden afgebroken.’
Lofprijzing: lied 912: 1, 2 Uitleg en prediking Meditatief orgelspel Geloofsbelijdenis gezongen: gezang 340B Meeleven met elkaar Dankgebed en voorbeden Inzameling van de gaven Zingen: lied 912: 3, 4, 5, 6 Heenzending en zegen. Gezongen Amen