Orde van dienst 26 oktober 2025

Voorganger:                      dhr. R.W. Baas
Organist:                             Dhr. Ad v Pelt
Ouderling:                          Mevr. Nel Griffioen
Diaken:                               Dhr. Steven de Feij

De diensten zijn te volgen via kerkdienst-gemist

https://kerkdienstgemist.nl/stations/2491-Nieuwkoop-HG

Orgelspel
Welkom en mededelingen

Intochtslied       Gezang 434 uit Liedboek voor de kerken vers 1,2, 5

1 Lof zij de Heer’, de almachtige Koning der ere.
Laat ons naar hartelust zingen en blij musiceren.
Komt allen saam,
psalmzingt de Heilige Naam,
looft al wat ademt de Heere.

2 Lof zij de Heer’, Hij omringt met Zijn liefde uw leven;
eeft u in ’t licht als op adelaarsvleug’len geheven.
Hij die u leidt,
zodat uw hart zich verblijdt,
Hij heeft Zijn woord u gegeven.

5 Lof zij de Heer’ met de heerlijkste Naam van Zijn Namen,
christenen looft Hem met Abrahams kinderen samen.
Hart wees gerust,
Hij is uw licht en uw lust.
Alles wat ademt zegt: Amen.

Stil gebed
Votum en Groet
Zingen                                  Psalm  105   vers  1  en  3
Verootmoediging/ geboden
Zingen                                  Lied   886   ABBA Vader, U alleen   (beide coupletten)
Gebed bij de opening van het Woord
( Kinderen gaan naar nevendienst)

Schriftlezing(en)   2 KRONIEKEN 20 : 1-30   uit  Herziene Staten vertaling
Josafat in nood

1Hierna gebeurde het dat de Moabieten en de Ammonieten, en met hen een deel van de Meünieten, ten strijde trokken tegen Josafat. 2Toen kwam men Josafat de boodschap brengen: Er komt een grote troepenmacht op u af van de overkant van de zee, uit Syrië, en zie, zij zijn bij Hazezon-Thamar. (Dat is Engedi.) 3Josafat werd bevreesd en hij richtte zich erop om de HEERE te zoeken. Hij riep een vasten uit in heel Juda. 4En Juda werd bijeengeroepen om bij de HEERE hulp te zoeken. Zij kwamen zelfs uit alle steden van Juda om de HEERE te raadplegen. 5Toen ging Josafat tussen de gemeente van Juda en Jeruzalem staan, in het huis van de HEERE, vóór de nieuwe voorhof, 6en zei: HEERE, God van onze vaderen, bent U niet die God Die in de hemel is? Ja, U bent de Heerser over alle koninkrijken van de heidenvolken. In Uw hand is kracht en sterkte, zodat niemand tegen U kan standhouden. 7Hebt U, onze God, niet de inwoners van dit land van voor de ogen van Uw volk Israël verdreven, en dat voor eeuwig aan het nageslacht van Abraham, die U liefhad, gegeven? 8Zij zijn daarin gaan wonen en hebben daar voor U een heiligdom gebouwd, voor Uw Naam, en gezegd: 9Als ons enig onheil overkomt, het zwaard van het gericht, de pest of een hongersnood, zullen wij voor dit huis en voor Uw aangezicht staan, omdat Uw Naam in dit huis is. Wij zullen uit onze benauwdheid tot U roepen, en U zult verhoren en verlossen. 10Welnu, zie de Ammonieten, Moab en de bewoners van het Seïrgebergte, tegen wie U Israël niet toestond op te trekken toen zij uit het land Egypte kwamen. Daarom trokken zij bij hen vandaan en vaagden hen niet weg, 11en zie, zij vergelden het ons, door ons te komen verdrijven uit Uw bezit dat U ons in bezit hebt gegeven. 12Onze God, zult U geen gericht over hen oefenen? In ons is immers geen kracht tegen deze grote troepenmacht die op ons af komt, en wij weten niet, wat wij moeten doen, maar op U zijn onze ogen gericht. 13Heel Juda stond voor het aangezicht van de HEERE, ook hun kleine kinderen, hun vrouwen en hun zonen. 14Toen kwam de Geest van de HEERE in het midden van de gemeente op Jahaziël, de zoon van Zecharja, de zoon van Benaja, de zoon van Jeïel, de zoon van Mattanja, de Leviet, uit de zonen van Asaf, 15en hij zei: Sla er acht op, heel Juda, inwoners van Jeruzalem, en u, koning Josafat! Zo zegt de HEERE tegen u: Weest u niet bevreesd en wees niet ontsteld vanwege deze grote troepenmacht, want niet aan u is de strijd, maar aan God. 16Ga morgen op hen af. Zie, zij trekken nu over de pas van Ziz. U zult hen aantreffen aan het einde van het dal, vóór de woestijn van Jeruel. 17Het is niet aan u in deze oorlog te strijden. Stel uzelf op, blijf staan en zie het heil van de HEERE dat met u is, Juda en Jeruzalem. Wees niet bevreesd en wees niet ontsteld. Trek morgen tegen hen op, want de HEERE zal met u zijn. 18Toen boog Josafat zich met het gezicht ter aarde, en heel Juda en de inwoners van Jeruzalem vielen voor het aangezicht van de HEERE neer en bogen zich neer voor de HEERE. 19En de Levieten van de nakomelingen van de Kahathieten, en van de nakomelingen van de Korachieten, stonden op om de HEERE, de God van Israël, met luide stem ten hoogste te prijzen.
De overwinning dankzij God
20De volgende morgen stonden zij vroeg op, en vertrokken naar de woestijn van Tekoa. Toen zij vertrokken, bleef Josafat staan en zei: Luister naar mij, Juda, en u, inwoners van Jeruzalem. Vertrouw op de HEERE, uw God, dan zult u standhouden. Vertrouw op Zijn profeten, dan zult u voorspoedig zijn. 21Hij pleegde overleg met het volk en stelde voor de HEERE zangers aan en mensen die de heilige Majesteit prijzen zouden, terwijl zij voor de gewapende mannen uit trokken en zeiden:
Loof de HEERE, want Zijn goedertierenheid is voor eeuwig!
22Juist op de tijd dat zij met gejuich en lofzang begonnen, legde de HEERE hinderlagen tegen de Ammonieten, Moab en de bewoners van het Seïrgebergte die op Juda waren afgekomen, en zij werden verslagen. 23De Ammonieten en Moab vielen namelijk de bewoners van het Seïrgebergte aan door hen met de ban te slaan en hen weg te vagen. Zodra zij de bewoners van Seïr hadden vernietigd, hielpen zij elkaar in het verderf. 24Toen Juda bij het uitkijkpunt in de woestijn gekomen was, keerden zij zich naar de troepenmacht. En zie, het waren dode lichamen, ter aarde neergevallen, en niemand was ontkomen. 25Toen Josafat en zijn volk aankwamen om hun buit te roven, troffen zij een grote hoeveelheid lastdieren, bezittingen, kleding en kostbare voorwerpen bij hen aan, en zij plunderden voor zichzelf zoveel, dat zij het niet meer dragen konden. Drie dagen lang roofden zij de buit, zo groot was die. 26Op de vierde dag kwamen zij bijeen in Emek-Beracha. Omdat zij daar de HEERE loofden, gaven zij deze plaats de naam Emek-Beracha. Tot op deze dag heet die zo. 27Toen keerden alle mannen van Juda en Jeruzalem om, met Josafat aan het hoofd van hen, om met blijdschap naar Jeruzalem terug te keren, want de HEERE had hen verblijd over hun vijanden. 28Zij kwamen in Jeruzalem aan met luiten, met harpen en met trompetten, en gingen naar het huis van de HEERE. 29Grote vrees voor God kwam over alle koninkrijken van de landen, toen zij hoorden dat de HEERE tegen de vijanden van Israël gestreden had, 30en het koninkrijk van Josafat had rust, want zijn God gaf hem rust van rondom.

Zingen                                                  Psalm   136   vers   1,2   en  11   en  13
Uitleg en prediking
Meditatief orgelspel
( Kinderen komen terug in de kerk)

Z

Zingen            Psalm  56   vers   5 en 6   (oude berijming)
vers 5
Ik roem in God; ik prijs ’t onfeilbaar woord;
Ik heb het zelf uit Zijnen mond gehoord;
‘k Vertrouw op God, door gene vrees gestoord;
Wat sterv’ling zou mij schenden?
Ik heb beloofd, wanneer G’ in mijn ellenden
Mij bijstand boodt, en ’t onheil af zoudt wenden,
Tot U, o God, mijn lofzang op te zenden,
Door ijver aangespoord.

 vers 6
Gij hebt mijn ziel beveiligd voor den dood;
Gij richt mijn voet, dat hij zich nimmer stoot’;
Gij zijt voor mij een schild in allen nood;
Gij hebt mijn smart verdreven;
Uw dierb’re gunst is m’ altoos bijgebleven;
‘k Zal, voor Gods oog, naar Zijn bevelen leven;
Zo word’ door mij Zijn naam altoos verheven;
Zo word’ Zijn lof vergroot

Geloofsbelijdenis ( staande: gelezen )
Dankgebed en voorbede
Collecte
Slotlied.  uit oude gezangen bundel 1938   Gezang  97  vers  1  en 2   ( Een vaste burcht…..)

Een vaste burcht is onze God,
een toevlucht en een toren!
Zijn macht bevrijdt van’t bange lot,
dat ons nu is beschoren.
De vijand rukt vast aan
met opgestoken vaan;
hij draagt zijn rusting nog
van gruwel en bedrog,
maar zal als kaf verdwijnen!


Met onze macht is’t niets gedaan:
wij zijn alras verloren
Maar d’  een’ge , die ons bij kan staan,
God heeft Hem ons verkoren.
Vraagt gij zijn naam, zo weet,
dat Hij de Christus heet,
Der legerscharen Heer
is onze tegenweer;
Hem blijft aan’t eind de zege


Heenzending en zegen
Gezongen Amen